Ga naar de inhoud
In Santa Cruz, Bolivia vond van 18 tot en met 20 juli 2007 op uitnodiging van Probioma een congres plaats van kleine sojaverbouwers. Het was de derde keer dat Probioma, een organisatie die zich vanuit de samenleving heeft gevormd, deze samenkomst organiseerde. De ontmoeting past in het kader van de evaluatie van de vooruitgang binnen de organisatie van de kleine producenten in de landen van de Mercosur. De belangrijkste onderwerpen waren: collectieve rechten, de voedselzekerheid en de voedselsoevereiniteit, en de toepassing van uitgewerkte criteria voor sociale en ecologische verantwoordelijkheid in elk land.

Aspecten van de handel kwamen aan bod maar ook sociale en ecologische effecten van de productie van biobrandstoffen. Daarbij werd afgewogen welke positie men hierin zou moeten innemen. Voorts kwam men tot een actieplan om de band te versterken met andere kleine producenten in Azië en Afrika. Er waren delegaties uit Argentinië, Brazilië, Paraguay, Uruguay en Venezuela, maar ook gasten uit India en Europa.

De ontmoeting werd voorafgegaan door een werkdag in het noorden van Santa Cruz, in het plaatsje Chané. Er waren ongeveer 100 deelnemers, overwegend uit Bolivia zelf. Er is gesproken over de situatie in de sojasector in Bolivia, de overeenkomst voor een preferentiële handel met Venezuela en de gevolgen daarvan, het debat over de biobrandstoffen, de positie van de overheid, enzovoort.

Er was eenstemmigheid in de slotdeclaratie met een waarschuwing voor “de sociale en ecologische gevolgen van het de agrarische exportmodel die het gevolg is van de agro-negotie en leidt tot een afname van voedselzekerheid en voedselsoevereiniteit en van de natuurlijke bronnen voor onze steden”.

Ook werd bezorgdheid uitgesproken over het feit dat “het huidige consumptiepatroon onhoudbaar is en dat het agrarische exportmodel de effecten nog zal versterken wegens de invoering van de biobrandstoffen die er mede toe geleid hebben dat onze natuurlijke hulpbronnen vernietigd worden en de processen van voedselsoevereiniteit worden bedreigd ten gunste van de automobiele en industriële samenleving van de noordelijke landen”.

 

Enkele criteria werden geformuleerd:

(a)    afwijzing van transgene soja i.v.m. de sociale en ecologische gevolgen die de uitbreiding van deze soort heeft op de regio;

(b)   eerbiediging van de bestaande ecologische normstelling in de vijf landen;

(c)    druk uitoefenen op de opkopers van soja om geen soja aan te kopen uit recent ontboste gebieden, maar ook om de kleine en middelgrote producenten te beschermen.

 

Ten slotte herhaalden de deelnemers dat de kleine producenten technologische vernieuwingen hebben tot stand gebracht en dat het in dit verband wenselijk is dat zij het recht hebben om bij te dragen aan een duurzame landbouw ten behoeve van onze steden.

 

De actie van Greenpeace en andere organisaties om in samenwerking met producenten en de verwerkende industrie de soja afkomstig van nieuwe ontbossingen in het Amazonegebied van de markt te weren, blijkt effect te hebben. De ontbossing neemt af.

Greenpeace geeft aan dat in de staat Mato Grosso (Brazilië) de ontbossing tussen augustus 2006 en mei 2007 met 40 procent is afgenomen. In een andere Braziliaanse staat werd ja: jesinds het ingaan van het moratorium 41 procent minder grond gebruikt voor de aanplant van soja. Gemiddeld over heel Brazilië is er sprake van een vermindering met 9,3 procent. In de afgelopen vier decennia verloor het Amazonewoud 700.000 km² bos, ongeveer 17 procent van zijn totale oppervlakte.

“Het is absurd dat veel boerderijen in het Amazonegebied niet zijn geregistreerd en ook niet op de kaart zijn aangegeven. Dit maakt toezicht vanuit de overheid onmogelijk,” aldus een woordvoerder van Greenpeace. In samenhang met het moratorium zou de Braziliaanse regering een onroerend goedregister van eigenaren moeten opstellen met vermelding van de wettelijke status van die eigendommen, iets dat naar de mening van Greenpeace essentieel is voor de effectieve toepassing van beschermende milieuwetten.

De opkomst van de biobrandstoffen vormt een nieuwe bedreiging voor tropische wouden. Naar de mening van milieudeskundigen geeft de beslissing van landen met een hoog consumptiepatroon waartoe onder andere behoren de Europese Unie en de Verenigde Staten, om belangrijke aansporingen te introduceren voor de aanmaak van biobrandstoffen zoals een verplicht percentage, overheidssubsidies en vrijstelling van belasting, aanleiding tot speculaties en investering in plantages. Dit raakt vooral aan de landen in het zuiden waar aanzienlijke stukken grond in cultuur gebracht worden; het gaat hier om maïs, palmolie, suiker, sojabonen, suikerriet, bieten, koolzaad, jatrofa, rijst en tarwe.