Ga naar de inhoud

Duurzame landbouw in Noord en Zuid – Recht op voedsel

De beleidsvoorstellen van de gezamenlijke campagne van de Vlaamse Noord-Zuid en milieubeweging 2006-2008.

Op 16 oktober 2006, Wereldvoedseldag, gaat een gemeenschappelijke campagne van start voor duurzame landbouw en voedselzekerheid voor iedereen. Deze campagne wordt gedragen door “2015- DE TIJD LOOPT” (de Noord-Zuidcoalitie die werkt rond de millenniumdoelstellingen) en natuur- en milieuorganisaties. Omdat voedsel een mensenrecht is en duurzame landbouw een noodzaak, slaan zij de handen in elkaar om deze boodschap een politieke draagkracht te geven.

Voedsel is een mensenrecht. Een samenhangend beleid gericht op duurzame landbouw draagt bij tot de verwezenlijking van dat recht.

Duurzame landbouw is gericht op voedselzekerheid, ontwikkeling van het platteland, armoedebestrijding en leefbare inkomens. Duurzame landbouw kan de wereld voeden maar vergt bescherming, ondersteuning en marktregulering.

Duurzame landbouw verschaft boeren, zowel vrouwen als mannen, een volwaardig inkomen  en brengt gezonde voeding en grondstoffen voort die in hoofdzaak afzet vinden op lokale en regionale markten. Duurzame landbouw is economisch leefbaar, gericht op het realiseren van sociale doeleinden, heeft oog voor de toekomstige generaties en de mondiale dimensie, en respecteert de draagkracht van de natuurlijke omgeving.

Op dit ogenblik vindt één tiende van de voedselproductie zijn weg naar de wereldmarkt. Het streven naar een wereldwijde vrije markt in landbouwproducten brengt een concurrentie teweeg tussen boeren die leven en werken in zeer verschillende omstandigheden en milieus aan sterk schommelende en structureel lage prijzen. Dat gaat ten koste van voedselzekerheid, economische en sociale leefbaarheid en het ecologische draagvlak.

Dit soort concurrentie kan een aantal negatieve tendensen in de landbouw verergeren, zoals toenemende industrialisering en concentratie van productiemiddelen, een versterkte greep van de voedingsindustrie en de grootdistributie, vervuiling van bodem en water, verlies van bodemvruchtbaarheid, het onnodig verplaatsen van verse producten en halffabrikaten over de wereld, bedreiging van de voedselveiligheid en dierenwelzijn, en verlies aan diversiteit. In het Zuiden verergert de liberalisering de gevolgen van de verwaarlozing van de landbouw door de overheid, verhoogt ze de plattelandsvlucht en bestendigt ze de ongelijke toegang van boeren en boerinnen tot de productiemiddelen. Het resultaat is grotere armoede en honger op het platteland. 70% van 850 miljoen mensen die honger leiden zijn boeren. En deze honger treft in verhouding meer vrouwen, terwijl zij relatief meer werk verzetten.

Een verbetering van de sociaal-economische (o.m. het agrarische inkomen) en ecologische condities in een context van duurzame landbouw is een belangrijke stap naar voedselzekerheid en het bereiken van de verscheidene Millenniumdoelstellingen (MD’s): de vermindering van de armoede en de honger (MD1), gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen (MD3) en de verbetering van het milieu (MD7). Die doelstellingen zijn een taak van alle overheden, zowel uit Noord als Zuid (MD8).

Om duurzame landbouw mogelijk te maken die mensvriendelijk is – waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de positie van vrouwen-; die voedselzekerheid verschaft en aandacht heeft voor het milieu, is er nood aan een samenhangend landbouwbeleid. Dit beleid moet ingrijpen in de markt om lokale leefbare en duurzame productie te beschermen en te ondersteunen en om te zorgen voor de internalisering van externe kosten. Het vermindert de greep van de agro-industrie op de landbouw en legt machtsconcentraties aan banden. Een duurzaam landbouwbeleid  oriënteert de landbouw meer naar lokale en regionale behoeften, en stimuleert het gebruik van milieu- en natuurvriendelijker productiemethodes.

Het beleid moet ook aandacht hebben voor de rol van de Westerse voedingspatronen en aankoopgedrag. De overheden moeten zowel voor duurzame productie als voor duurzame consumptie een wettelijk en stimulerend kader vastleggen.

Boerenorganisaties en andere organisaties die zich engageren voor duurzame landbouw en voeding, dienen een actieve rol te kunnen opnemen in de uitwerking van het beleid op alle niveaus

In het eerste jaar van de campagne richten de deelnemende organisaties zich op volgende stappen in de richting van voedselzekerheid en duurzame landbouw in Noord en Zuid. Deze stappen betekenen ondermeer een grondige bijsturing van het huidige Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid, van het Europese handelsbeleid en de ontwikkelingssamenwerking.

Handelsregels aanpassen in functie van duurzame landbouw

1. Recht op bescherming van lokale landbouwmarkten

Slechts enkele landen zijn volledig zelfvoorzienend inzake voedsel. Handel in voedselproducten is noodzakelijk, maar kan ook marktverstorend werken. Een neerwaartse prijzenoorlog en de invoer aan lage prijzen kan de lokale voedselproductie verdrukken. De overleving van boeren en hun toegang tot voedsel hangt echter sterk af van de prijs die zij voor hun producten krijgen.

Duurzame landbouw heeft nood aan bescherming in landen van Noord en Zuid. Via de internationale handelsakkoorden moeten in het bijzonder de armste landen het recht toegewezen krijgen om de eigen markten te beschermen tegen goedkope import.


2. Kwaliteitsbevorderende handelsregels tegen ecologische en sociale dumping

Mensen hebben een verscheidenheid aan verwachtingen tegenover landbouw, die niet allemaal door marktmechanismen kunnen voldaan worden. Zo moet de landbouw beantwoorden aan sociale normen en normen van milieu en dierenwelzijn. Maar dit soort kwaliteitsproductie wordt afgestraft als externe kosten, zoals milieulasten, niet in de prijzen verrekend worden.

Het afschermen van de markt moet ook mogelijk zijn om te voorkomen dat binnenlandse en internationale regelgeving uitgehold wordt (bvb GGO’s),  of dat oneerlijke concurrentie ontstaat op basis van kwaliteitsnormen. Dit betekent dat handelsdifferentiatie mogelijk moet zijn, niet alleen op basis van productkenmerken, maar ook op basis van de wijze waarop een product geproduceerd werd.

Tegelijk is er een versterking nodig van de internationale milieuregelgeving en steun aan ontwikkelingslanden om aan hogere sociale en milieunormen te kunnen voldoen.

In feite komen deze voorstellen neer op een bescherming tegen sociale en ecologische dumping, namelijk tegen produceren en exporteren aan lage prijzen ten koste van het milieu en sociale normen.

 

3. Stop de economische dumping van landbouwproducten

Dumping betekent dat een land haar producten uitvoert tegen een prijs die lager is dan de volledige productiekost. Dumping kan te maken hebben met subsidies, maar net zo goed met de verkoop van ondermaatse producten of (delen van) producten die binnenlands minder gegeerd zijn; of met agressieve technieken om markten te veroveren, en soms ook met voedselhulp.

Het subsidiëren van de landbouw hoeft op zich voor derde landen geen probleem te zijn. Maar directe steun aan de export (via subsidies, kredieten, enz)  en het exporteren van producten die dankzij directe of indirecte subsidies, onder kostprijs kunnen aangeboden worden, kunnen economische schade berokkenen aan derden. Dit moet tegengegaan worden.


4. Eerlijke en stabiele prijzen voor landbouwproducten

De wereldmarktprijzen voor landbouwproducten zijn te laag om landbouwers een waardig inkomen te bieden. Vele ontwikkelingslanden en honderdduizenden kleine boeren in deze landen zijn sterk afhankelijk van een handvol ruwe landbouwproducten, zoals koffie, cacao en katoen. Deze landen lijden onder de grote prijsschommelingen voor deze producten en de steeds slechter wordende handelsruilvoet (prijzen voor ruwe producten vertonen op lange termijn een dalende trend t.o.v. prijzen voor fabrikaten). Het resultaat is inkomensonzekerheid zowel voor boeren als voor de overheden van veel ontwikkelingslanden.

Er is nood aan nieuwe internationale mechanismen om grondstoffen in het algemeen en landbouwproducten  in het bijzonder lonender te maken en aanbod en vraag beter op elkaar af te stemmen

Beperken van de greep van multinationale ondernemingen op de landbouw


5. Beperken van de greep van multinationale ondernemingen op de landbouw

Ook landbouw en voedselproductie ontsnappen niet aan toenemende concentratie en de groeiende greep van de handel in productiemiddelen (zaden, pesticiden, krediet, …), van de tussenhandel, de verwerkende industrie en de grootdistributie. Deze trend gaat gepaard met een toenemende industrialisering en verticale integratie van de landbouw, exportgerichte landbouwproductie  en de teloorgang van kleine autonome familiebedrijven. Hij wordt versterkt door nieuwe technologieën en eraan verbonden intellectuele eigendomsrechten. Deze groeiende industrialisering gaat ook gepaard met sociale en ecologische gevolgen.

Diverse maatregelen zijn nodig, enerzijds om de macht van multinationals te beperken en anderzijds om de positie van de landbouwers te versterken: anti-trustmaatregelen, een vergroting van de transparantie en de aansprakelijkheid van bedrijven, een verbod op octrooien op levende organismen en hun onderdelen (inclusief zaden); het versterken van boeren- en boerinnencoöperaties en het ondersteunen van de directe verkoop aan de consument.

Positieve stimulansen voor duurzame landbouw


6. Steun het Zuiden om armoede en honger te bestrijden door middel van kleinschalige duurzame landbouw

Steun aan kleinschalige duurzame landbouwproductie biedt familiale boeren kansen om uit de armoedespiraal te breken. Maar dat vereist een drastische verandering in het landbouw- en ontwikkelingsbeleid. Een aangepast beleid moet gericht zijn op:

 – Méér steun voor organisaties van familiale boeren die aan kleinschalige duurzame landbouw willen doen, inclusief de vermarkting van de producten uit die landbouw en met speciale aandacht voor de rol van de boerin.

– Verbetering van de toegang tot grond, water, krediet en duurzame landbouwinputs zoals lokaal ontwikkeld zaaigoed, ecologisch verantwoorde bemesting en ziektebestrijding.

– Aangepast landbouwonderzoek, voorlichting en technische ondersteuning, die de lokale kennis en hulpbronnen valoriseren en versterken.

Dergelijk duurzaam beleid is een taak van lokale overheden, maar moet ondersteund door de internationale gemeenschap.

 

7. De positie van vrouwen in de landbouw steunen en hun rechten versterken

Landbouwproductie en voedselzekerheid zijn van kapitaal belang voor vrouwen die zowel de rol van voedselproducente als van zorgdraagster voor het gezin vervullen. Vrouwen nemen een groot deel  van de arbeidstaken in de landbouw op zich, maar toch hebben ze minder toegang tot de productiemiddelen. Armoede en honger treffen hen meer dan mannen. Handelsliberalisering versterkt dikwijls de bestaande genderongelijkheid.

Overheden moeten de nodige beleidsruimte behouden en gebruiken om steun aan lokale producenten in te passen in een algemeen sociaal beleid dat de positie van de vrouw versterkt.


8. Stimuleren van lokale en regionale landbouwmarkten

Lokale en regionale markten (bv. Europees, West-Afrikaans, Andes…) bieden vele voordelen: ze bieden meer mogelijkheden tot uitwisseling en productieverbetering; ze laten een kortere keten toe dan intercontinentale handel (minder transport- en andere milieukosten), ze zijn vaker cultuureigen, en veel meer gericht op voedselproductie en consumptie.

Landen moeten de nodige beleidsruimte krijgen om een beleid te kunnen voeren dat gericht is op voedselsoevereiniteit . Dat houdt in dat ze tot een akkoord komen over de gewenste combinatie tussen voedselproductie, -invoer en –uitvoer in het ruimtelijke kader (nationaal, regionaal) dat daarvoor het meest gepast is. Die beleidsruimte mag niet verloren gaan door de multilaterale of bilaterale handelsbesprekingen. De internationale gemeenschap moet streven naar een vergroting van de mogelijkheden voor regionaal beleid.


9. Stimuleren van een milieuvriendelijke productie in het Noorden en het Zuiden

Landbouw moet milieu- en natuurvriendelijker. De overheid moet het wettelijk en stimulerend kader scheppen voor een milieuvriendelijke landbouwproductie. Het beleid moet daarbij uitgaan van een aantal belangrijke milieuprincipes zoals de brongerichte aanpak, het voorzorgsprincipe, het sluiten van kringlopen, het respecteren van de regeneratiecapaciteit van ecosystemen, het beginsel dat de vervuiler betaalt, emissiepreventie en extensivering van het energiegebruik. Daarnaast moet er ook voldoende ruimte blijven voor aaneengesloten natuurgebieden.

Er moet werk gemaakt worden van onderzoek naar ecologische productiemethodes; regelgeving en controle m.b.t. onder meer bemesting,  pesticiden- en watergebruik; veredeling die vertrekt van de veredelingsvragen van boeren i.p.v. de industrie en die aansluit bij de biologische teeltproblemen; het bevorderen van korte ketens; het internaliseren van externe kosten en het koppelen van economische steun aan milieuvoorwaarden. Landbouwmilieumaatregelen moeten volwaardig geïntegreerd worden in plannen voor plattelandsontwikkeling.  De voortrekkersrol van de biologische landbouw moet door de overheid erkend en ondersteund worden.

Positieve stimulansen voor een duurzame consumptie

 

10. Stimuleren van duurzaam consumentengedrag in functie van een duurzame landbouw wereldwijd

Er is verandering nodig in het consumptiegedrag. Het westerse voedingspatroon en aankoopgedrag, die meer en meer verspreid geraken, leggen nu een hypotheek op een duurzame landbouwproductie: hoge vleesconsumptie, niet-seizoensgebonden consumptie van groenten en fruit, weinig aandacht voor de herkomst van onze voeding en voor de economische, ecologische en sociale neveneffecten van de productiewijze van het voedsel.

De overheid moet maatregelen nemen om duurzame consumptie mogelijk te maken en te bevorderen. Ze moet ook het goede voorbeeld geven, sensibiliseren, consumenteninformatie verbeteren en steun geven aan organisaties die duurzame consumptiepatronen promoten.

Voor elk van deze 10 aanbevelingen bestaat een uitgebreide fiche met meer gedetailleerde informatie.

Werktekst versie 2 mei 2006

 

Deze politieke basistekst wordt onderschreven door Africa Europe Faith and Justice Network België, Bioforum Vlaanderen, Bond Beter Leefmilieu, CDI-Bwamanda-België, FIAN-Belgium, Greenpeace, Ieder voor Allen, Jeugdbond voor natuur en milieu, KWIA, Natuurpunt, Netwerk Bewust Verbruiken, VELT, Vlaams Agrarisch Centrum, Voedselteams, VODO, Voor Moeder Aarde, Wervel en het samenwerkingsverband 2015 DE TIJD LOOPT: Bevrijde Wereld, Broederlijk Delen, Fos, Globelink, Intal, KBA, Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging 11.11.11, Noë, Oxfam Solidariteit, Oxfam Wereldwinkels, Plan België, Protos, Studio Globo, Trias, Vlaams Guatemala Comité, Volens, Vredeseilanden, Wereldsolidariteit, Wereldcentrum, Wereldmediatheek.