Ga naar de inhoud
Europa wordt gevoed door ontwikkelingslanden!

Als er onderhandelingen over de herziening van het Gemeenschappelijk LandbouwBeleid (GLB) plaatsvinden, is het een goed moment voor de bezinning op de sterke en zwakke punten van de Europese landbouw. Jacques Berthelot is een Franse docent en landbouwonderzoeker. Hij onderzocht wat er klopt van de ‘Brusselse’ idée fixe dat Europa meer moet produceren om de voedseltekorten op te vangen die in de ontwikkelingslanden tot 2050 behoorlijk zouden oplopen. (zie: Le Monde van 27 februari 2012)

 

Volgens de officiële lezingen is Frankrijk binnen Europa de eerste exporteur van landbouwproducten binnen Europa en de tweede ter wereld. Maar volgens de FAO kwam Frankrijk in de periode 2000-2009 pas op de zevende plaats wat betreft het voedselhandelsoverschot, met inbegrip van vis – na Brazilië, de VS, Argentinië, Nederland, Australië en Canada. De EU had gemiddeld zelfs een tekort van $7.5 miljard dollar.

 

Volgens Eurostat had Frankrijk een gemiddeld voedselhandelsoverschot van €10 miljard tussen 2000 en 2010, met €40 miljard export, waarvan 73% naar de EU27. Vanuit de EU27 komt 77% van wat Frankrijk importeert. Van de €4.1 miljard handelsoverschot gaat 97% naar ontwikkelde landen en slechts 3% naar ontwikkelingslanden. Maar het handelsoverschot in dranken (voornamelijk wijn en sterke drank, niet echt basisvoeding) is zo groot dat als je ze niet meetelt, Frankrijk eigenlijk een voedselhandelstekort heeft van gemiddeld 1 miljard dollar per jaar. Dus vooraleer te overwegen de ontwikkelingslanden te voeden, moet Frankrijk stoppen door hen gevoed te worden.

Frankrijk zou nog veel meer uit de ontwikkelingslanden moeten importeren als de eigen export niet zo gestimuleerd werd door Europese subsidies, vooral via rechtstreekse betalingen – want de formele exportsubsidies aan exporterende bedrijven zijn bijna verdwenen. De graanexport kreeg bijvoorbeeld in 2006 wel 61 euro subsidie per ton. Frankrijk exporteerde tussen 2000 en 2010 met name 31,5 miljoen ton per jaar, waarvan 10 buiten de EU.

Frankrijk doet het tussen 2008 en 2010 beter wat betreft de toegevoegde waarde dan bijvoorbeeld Duitsland, Italië en Spanje, maar in Spanje wordt het meest verdiend in de landbouw: 18.305 euro voor een voltijdse arbeidskracht tegenover 12.605 euro in Frankrijk. De keten soupeert de nodige euro’s op, bijvoorbeeld door het gebruik van graan als veevoer, veel meer in Duitsland en Frankrijk dan in Spanje.

Wat de 27 EU landen betreft: het voedsel-handelstekort was tussen 2000 en 2010 gemiddeld 16,8 miljard euro vis inbegrepen. Dat tekort zou oplopen tot 27,5 miljard als we de 10,7 miljard export van drank (vooral wijn en sterke drank) niet zouden meerekenen, die bijna de 12 miljard deficit compenseert van de 59 miljoen ton geïmporteerde voeders, oliehoudende zaden, plantaardige oliën en vetten.

 

Het voedsel-handelstekort van de EU27 is nog aanzienlijk groter als we de 10,6% van de landbouw-export buiten beschouwing laten – gemiddeld €6.3 miljard tussen 2000 en 2009 – van goederen die eerst geïmporteerd zijn, hier bewerkt worden, en dan belastingvrij, volgens het ‘inward processing regime’, de EU weer verlaten. Deze route ontneemt de Europese boeren een deel van hun markt: het is een echte interne sociale dumping. Daar het overschot van de handel tussen de EU en de ontwikkelde landen tussen 2001 en 2010 gemiddeld 17,4 was, is het eindresultaat dat het de ontwikkelingslanden zijn die €34 miljard aan structurele voedselhulp naar de EU hebben gebracht. Dus nogmaals: vooraleer te overwegen de ontwikkelingslanden te voeden, moet de EU stoppen door hen gevoed te worden.

 

Toch hebben de EU27 tussen 2000 en 2010 gemiddeld voor €33.6 miljard aan voedselproducten geëxporteerd naar de ontwikkelingslanden, €10 miljard meer dan naar de ontwikkelde landen. Maar dat zou niet mogelijk geweest zijn zonder aanzienlijke dumping. Zo heeft geëxporteerd vlees tussen 2006 en 2008 gemiddeld, €285 subsidie gekregen voor varkensvlees, €288 voor kip en eieren, en €1026 voor rundvlees, terwijl geëxporterede zuivelproducten €109 per ton melk-equivalent kregen. Deze bedragen behelzen slechts de specifieke subsidies.

 

Er zit een grote kloof tussen de inkomenssteun die boeren krijgen in de oude en de nieuwe lidstaten: in de EU15 (oude lidstaten) was dat in 2009 gemiddeld €282 per hectare en in de EU12 (de nieuwe lidstaten) slechts €85. Dit betekent dat de EU15 voor 34% van hun nettovoedselexport naar de EU12 dumpen. De intern gedumpte €1,2 miljard komt overeen met bijna het dubbele van hetgeen de Commissie voorstelde aan de EU12 om de kloof tussen de EU15 en de EU12 te dichten tot 2020.

 

Dan is er nog het aspect van de milieunormen en de sociale normen. Als de EU hogere tarieven mag instellen voor voedsel uit landen die zich niet aan de hoge normen houden, betekent dat ook dat de EU géén belasting mag heffen op voedsel uit landen die dezelfde normen aanhouden. Uit zulke westerse landen die nu nog hoge tarieven betalen terwijl de ontwikkelingslanden lage of geen tarieven betalen, is tussen 2001 en 2010 voor €15.5 miljard aan voedsel geïmporteerd. Als die goederen voortaan belastingvrij binnenkomen wordt het voedsel-handelstekort nog veel groter en dan gaat er niet alleen in Europa veel werkgelegenheid verloren maar ook de gunstige invloed van een boeren-landbouw op agro-ecologische processen en op stads en plattelandsontwikkeling en dierenwelzijn.

 

Het officiële beleid van de EU binnen de Wereldehandelsorganisatie (WTO) en de steeds voortdurende onderhandelingen over bilaterale verdragen – vooral met Mercosur, India, en de ACP-landen (Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan) over de Economic Partnership Agreements (EPAs) is absurd. De EU wil haar landbouwtarieven verlagen in ruil voor meer toegang tot de markten voor niet-landbouwproducten en voor diensten (water, elektriciteit, financiële diensten zoals banken en verzekeringen, etc.). Europa zou juist binnen de WTO en de bilaterale handelsverdragen moeten bepleiten dat alle landbouwbeleid gebaseerd zou zijn op voedselsoevereiniteit: het recht en zelfs de plicht van alle grote regio’s van de wereld om het landbouwbeleid te funderen op een efficiënte bescherming tegen import zodat landbouwinkomens kunnen steunen op stabiele en kostendekkende prijzen. Tegenover dat recht staat dan wel dat alle soorten van dumping verboden worden, ook de verkapte dumping via de zogenaamde ‘ontkoppelde’ inkomenssteun waardoor geëxporteerde producten te goedkoop zijn.

 

Want de overlevingskansen van de boeren uit de EU27 hangen af van het voortbestaan van hun binnenlandse markt, waarop zij tussen 2006 en 2008 84% van hun onbewerkte producten verkocht hebben. Dit geldt eveneens voor de Europese agro-industrie die 75% van hun bewerkte producten op de binnenlandse Europese markt hebben verkocht. Als de Doha-Ronde (WTO) ooit afgesloten wordt met gemiddelde tariefverlaging van 54% dan zou de agro-industrie van de EU niet langer concurrentieel zijn en verdwijnen, vooral als het tot een verdrag met de Mercosurlanden komt.

Bewerking en vertaling van tekst uit Le Monde door Greet Goverde.
Oorspronkelijke titel: La France et l’UE n’ont pas vocation à nourrir le monde.